appelbomen snoeien


Fruitbomen hebben verzorging nodig. Het ene ras meer dan het andere. Appels en peren worden op dezelfde manier gesnoeid. Appelbomen blijven langer gezond door ze jaarlijks te snoeien. Je zorgt daardoor ook voor een goede kwaliteit vruchten.
Een jonge boom heeft vormingssnoei nodig, een volwassen (fruitproducerende) boom heeft onderhoudssnoei nodig en een oude boom heeft vervangingssnoei nodig.

Gouden stelregel bij de verzorging van appelbomen: zorg dat er voldoende zon en licht in de kruin valt, zodat er in het voorjaar sterke bloemknoppen gevormd kunnen worden.

De vruchten ontstaan uit bloemknoppen. Deze bloemknoppen staan vooral op korte twijgjes, de zogenaamde kortloten, en minder op de langloten. Veel kortloten op de boom betekent veel en klein fruit, tenzij we ze in de lente uitdunnen. Langloten zijn onvruchtbare twijgen. Kortloten worden gevormd bij zwakke groei en langloten bij sterke groei.
Een fruitboom moet de eerste jaren, tijdens zijn jeugdfase, sterk groeien om snel een voldoende grote kruin en stam te vormen. De boom maakt dan automatisch weinig bloemknoppen.
Later, tijdens de productiefase, mag hij niet te sterk meer groeien, zodat hij nieuw vruchthout en voldoende bladeren zal vormen. Er zijn immers voldoende bladeren nodig om de vruchten te voeden en de sapstroom door de boom te trekken. Wij krijgen een zwakkere groei door zo weinig mogelijk te snoeien, want snoei prikkelt de groei. Voornamelijk de langloten mogen niet ingekort worden. Groeien er toch te veel langloten op de boom, snoei de meeste en hou alleen deze met de goede richting over. Heeft men te veel kortloten op de boom, snoei er een flink aantal weg.

Een snelgroeiende boom maakt weinig bloemknoppen: een rijk bloeiende en vrucht dragende boom groeit bijna niet meer.

Uiteindelijk volgt de ouderdomsfase van de boom. Ondanks de snoei zal de boom nog weinig groeien. De boom produceert steeds minder vruchten en begint af te takelen: zware takken breken af en de boom begint te rotten.

onderdelen van de appelboom

  1. onderstam
    Stam van een andere boom waarop de appelboom is geënt of geoculeerd.
  2. entknobbel
    De plek waar de ent en de stam zijn vergroeid. Een duidelijke verdikking.
  3. opslag
    De scheuten of twijgen die spontaan onder de entplaats groeien.
  4. harttak
    De centrale stam waar alle takken aan groeien
  5. afgedragen hout
    Takken, waaraan vruchten hebben gehangen. Deze worden weggesnoeid zodat de boom zich kan verjongen.
  6. gesteltakken
    De onderste stevige zijtakken die vrijwel horizontaal op de harttak staan. Gesteltakken worden alleen gesnoeid als de boom nog moet groeien.
    Een gesteltak, ook wel bekend als draagtak of frametak, is sterke tak die aan de stam van de boom vast zit. De tak ‘draagt’ als het ware de andere takken, en vormt dan ook het onderste deel van de tak. Meestal bevat een laagstam appelboom zo’n drie tot vijf gesteltakken.
  7. langloten
    Takken waarop de knoppen verder uit elkaar zitten; ze zijn (te) snel gegroeid en geven niet veel vruchten. Te veel langloten is niet wenselijk, dus wegsnoeien.
  8. stomp
    Deze kapstok blijft over na het wegzagen van een gesteltak of te dik vruchthout. Hierop groeien waterloten.
  9. concurenten
    Sterke twijg in de directe omgeving van de verlengenis. Deze wordt weggesnoeid om een open structuur van de kroon te krijgen.
  10. gaffel
    Een frametak, die zich splitst in twee even dikke takken.
  11. waterloten
    Snelgroeiende, recht omhoogstaande takken. De groei van deze takken kost de boom veel energie. Er komen geen vruchten aan de takken en ze zorgen voor schaduw. Dit gaat ten koste van de vruchtproductie van de goede takken. Daarom worden de waterloten gesnoeid. Niet half doorknippen. Dan vormen ze weer uitlopers.
  12. eindknop
    Knop aan het einde van een tak. Door deze knop, waar vaak ook bloemen in zitten, weg te knippen, voorkom je dat er appels gaan groeien aan het einde van de tak, die daardoor naar beneden zal doorbuigen.
  13. verlengenis
    Stevige eenjarige twijg aan het uiteinde van de gesteltak. Groeien er meerdere twijgen, dan spreekt men van concurenten. De verlengenis wordt ingekort zolang de gesteltak nog niet zijn uiteindelijke lengte heeft bereikt. Daarna wordt hij helemaal weggehaald.
onderdelen appelboom

onderdelen vruchttak appelboom

  1. vruchttakken
    Korte twijgen met veel bloemknoppen die uiteindelijk de vruchten dragen.
    • rughout: vruchttakken aan de bovenkant van de gesteltakken
    • buikhout: groeit aan de onderkant van de gesteltakken
  2. kortloten
    Takken met een aantal dicht op elkaar zittende knopen, verdikte stukjes waar takken of bloemen aan de stengel zitten. Bomen met veel kortloten vormen de meeste vruchten.
  3. spoortje
    Zeer kort (1 tot 5 centimeter) vruchthout. Is bloemdragend. Als de spoortjes te dicht op elkaar staan, dun je ze in de winter uit.
  4. gemengde knop
    Opvallend dikke knop met bloemen en bladeren. Vaak aan korte twijgen. De appelboom heeft geen apparte bloemknoppen.
  5. bladknop
    Smalle, puntige knop met uitsluitend bladeren. Bladknopen komen voor op éénjarig emn meerjarig hout en liggen tegen de tak aan.
  6. eindknop
    Knop aan het einde van een tak.
    In het volgende seizoen lopen deze eindknoppen gewoonlijk weer uit en vormen dan nieuwe scheuten die de twijg voortzetten (verlengenis).
    Door deze knop, waar vaak ook bloemen in zitten, weg te knippen, voorkom je dat er appels gaan groeien aan het einde van de tak, die daardoor naar beneden zal doorbuigen.

onderdelen vruchttak appelboom

wanneer snoeien?

wintersnoei: november tot en met april

De wintersnoei is de belangrijkste snoei van de appelboom.
Begin pas met snoeien zodra al het blad gevallen is.
Jonge appelbomen (jonger dan 4 jaar) kunnen beter pas in het voorjaar gesnoeid worden.
Oudere bomen kunnen in januari of februari bij droog en vorstvrij weer gesnoeid worden.
Zwakgroeiende bomen kunnen eind december bij droog weer al gesnoeid worden.
Vermijd echter het snoeien tijdens vorst. Door het snoeien ontstaan snijwonden, welke moeilijk herstellen wanneer het zeer koud is.
Ook tijdens vochtig weer kan je beter even wachten met snoeien. De snijwonden blijven dan nat, wat kan leiden tot infecties.
Nachtvorst is voor de snoei geen probleem. De beste tijd om de wintersnoei uit te voeren is februari, juist voordat de sapstroom weer op gang komt.
De maand december is bij appels en peren een niet geheel ongevaarlijke periode, omdat in die tijd de kankersporen zeer actief zijn.
Maart is de laatste maand dat een volwassen of oude appelboom (vanaf ongeveer 4 jaar) het beste als deel van de wintersnoei gekortwiekt kan worden, behalve als de boom al nieuw blad aan het groeien is. In dat geval rem je de groei.

zomersnoei: juni tot en met augustus

De zomersnoei, ook wel vormsnoei genoemd, is lang niet zo uitgebreid als de wintersnoei.
De zomersnoei dient voornamelijk voor de productie van meer vruchten en het in stand houden van de vorm van de boom. Bij
goed onderhouden hoogstammen wordt
deze echter zelden uitgevoerd.
Controleer of alle takken van de boom nog voldoende licht krijgen. Indien dit niet het geval is, is het verstandig om een aantal takken weg te snoeien.
Er bestaat ook een kans dat de boom sinds de wintersnoei veel waterlot geproduceerd heeft. Waterloten zijn snelgroeiende, verticale, recht omhoog staande takken. Snoei deze weg om te voorkomen dat ze terugkomen. Bovendien wordt via deze zomersnoei een verspilling voorkomen van waardevolle bouwstoffen in deze niet bruikbare loten. Vermijd snoeien tijdens vochtig weer. De snijwonden, die ontstaan door het snoeien van de boom, blijven dan vochtig, wat tot infecties kan leiden.
Verwijder vanaf mei tot begin december de scheuten en twijgen, die spontaan onder de entplaats groeien. Gebruik daarvoor geen snoeischaar maar scheur die met de hand af. Dit voorkomt dat op het stompje opnieuw scheuten groeien.

LET OP!

Bij het snoeien kan veel snoeihout vrijkomen. Daaronder bevindt zich hout, dat door ziekten is aangetast of reeds dood en met schimmels bezet is. Dergelijk snoeihout moeten we nooit op de tuin laten liggen. Het kan een grote bron van besmetting vormen voor de juist gesnoeide bomen. Met name in de periode november en december, wanneer kankersporen zeer actief is. Deze takken kunnen daarom het beste afgevoerd worden.

hoe snoeien?

De snoei van een appelboom is afhankelijk van de leeftijd van de boom en het jaargetijde waarin je je bevindt.

jonge appelboom (0-4 jaar) snoeien

Nadat de appelboom is geplant, is het belangrijk direct de eerste vormsnoei toe te passen. De boom beschikt over een te klein wortelgestel met een minimaal aantal haarwortels. Vormt er zich nu blad aan de boom, dan kunnen de wortels de vraag niet aan. Water geven heeft dan ook geen zin. Ook is de kans groot dat je kale takken krijgt met bovenin de bladeren, zogenaamde pluizen.

  • Als regel hou je voor een open kroon 3 tot 5 gesteltakken aan, en is het de kunst om deze takken een evenredige cirkel te laten vormen. Ideaal is wanneer de gesteltakken dezelfde schuintegraad hebben, dan is ook de groeikracht hetzelfde (zie snoeiregels van Vöchting).
    Bij een jonge appelboom staat de groei centraal. De boom moet dan ook zo gesnoeid worden dat hij goed kan groeien. De focus ligt hier nog niet op de vruchten.

    De gesteltakken van de boom, de sterke onderste takken die direct aan de stam zitten, dienen gedurende deze levensfase stevig te worden. Je doet dit door deze ieder jaar met ongeveer een derde in te korten.
  • Heb je de gesteltakken bepaald dan kunnen de overige takken worden weggesnoeid.
    Kort de eindscheuten consequent in tot 2 a 3 knoppen. Knip ze af net boven een knop die naar buiten is gericht. Deze bovenste knop van de ingekorte tak zal nu als eerste beginnen te groeien, omdat door het wegnemen van hout erboven de sapstroom naar deze knop afgebogen is.
  • Zijn er te veel eindscheuten ? Verwijder die dan helemaal.
    Wanneer je je deze richtlijn houdt, is de opbouw van een mooie open boomkroon verzekerd.

volwassen appelboom (4+ jaar) snoeien

Zodra zich zijtwijgen aan de gesteltakken ontwikkelen start de onderhoudssnoei. Als er teveel kortloten zijn, worden deze uitgedund. De langloten worden weggesnoeid, tenzij ze aan het uiteinde van de vruchttak staan. De langloten moeten wél in de goede richting staan. Wanneer ze te verticaal staan zullen ze nauwelijks of geen vruchten produceren.

  • Controleer alle takken op de aanwezigheid van aantasting door vruchtboomkanker. Aantasting van kanker moet direct weggesnoeid en opgeruimd te worden.
  • Daarna wegsnoeien:
    • de opslag van de onderstam
    • te laag staande takken
    • buikhout
    • verticaal groeiend rughout
    • takken, die elkaar in de weg zitten of die enorm steil omhoog groeien
    • concurrenten
  • De stam en harttak moeten meestal enkelvoudig omhooggroeien.
  • Te ver groeiend vruchthout aan de gesteltakken of vruchttakken wordt meestal ingekort tot op korte takjes.

oude appelboom (4+ jaar met ouderdomsverschijnselen) snoeien

Een oude appelboom is gemakkelijk te herkennen. Deze krijgt namelijk steeds korter wordend vruchthout. Dit zijn takken die in het verleden appels hebben gehad, maar in de afgelopen paar maanden niet meer.
Daarnaast groeien aan een oude appelboom steeds minder nieuwe scheuten. In deze fase is het verstandig om een verjongingssnoei uit te voeren. Deze snoei leidt tot nieuwe appels en geeft de boom een seintje om het vruchthout te vernieuwen.

  • Verwijder in het vroege voorjaar alle dode en oude takken van de boom. Dit heeft echter grote gevolgen voor de boom. Daarom is het verstandig om je te beperken tot een maximum van 20% van de takken.

uitbuigen en opspannen

Vooral bij jonge bomen kan het gebeuren dat de gesteltakken of de twijgen, die bedoeld zijn als vruchthout, te scherp staan ingeplant (<45°) en concurrenten zijn van de harttak. Normaal dienen deze gesteltakken onder een hoek van ongeveer 45° te staan ten opzichte van de harttak.
Soms kan het ook zijn dat ze te horizontaal (>45°) staan en daardoor te zwak ontwikkeld zijn.
Heb je met dit probleem te maken dan moeten de gesteltakken eerst uitgebogen ofwel opgespannen worden, voordat je ze gaat terugsnoeien.

uitbuigen en opspannen
  • Uitbuigen kan gebeuren door het tussenspannen van stukjes snoeihout tussen de harttak en de te scherp ingeplante tak. Dit kan ook gebeuren door touw van de te scherp ingeplante tak aan een steen, paaltje of aan de steunpaal van de boom te binden.
    Wij buigen de gesteltakken uit tot 60 a 65 graden (vanaf de grond gezien. Vruchthout buigen wij uit tot ze ongeveer horizontaal staan. Het hout is in de maanden juni en juli zeer “willig”.
  • Opspannen gebeurt bij voorkeur door henneptouw, dit breekt zichzelf af gedurende het groeiseizoen, dat de te stomp ingeplante tak verbindt met de harttak. Na verloop van tijd zal het henneptouw door natuurlijke rotting afvallen, zodat het afknellen van de tak wordt vermeden

snoeiregels van Vöchting

Voor een goed begrip van de snoei moet men voldoende weten over de groei van de bomen.
Op basis van jarenlange waarnemingen en ervaringen heeft Vöchting al in 1884 groeiregels opgesteld, die tot op de dag van vandaag nog niets van hun betekenis hebben verloren. Zij hebben betrekking op de groei van de verschillende takken in de boom, zonder dat daarbij sprake is van snoeien.

groeiregels van Vöchting

De groeisnelheid van vertakking verloopt volgens wetmatigheden:
1. Gelijkgeplaatste takken groeien even snel.
2. De steilst geplaatste tak groeit het snelst.

3. De hoogst geplaatste tak groeit het snelst.
4. De dikste tak groeit het snelst.
5. De kortst bij de harttak geplaatste tak groeit het snelst.

andere wetmatigheden in scheutgroei

wetmatigheden ingroei van scheutgroei op de takken in de boom

Andere wetmatigheden betreffende de scheutgroei op de takken in de boom zijn:

  1. Hoe dichter bij de top van een verticale tak, hoe krachtiger de groei.
  2. Snellere groei van twijgen aan de bovenkant van een tak.
  3. Op een doorgebogen tak groeien de scheuten op de bocht (katterug) het hardst.
  4. Bevorderde groei aan de basis van een naar beneden gerichte tak.

wortelsnoei

Als een appelboom goed groeit maar weinig vruchten geeft kan op verschillende manieren verbeterd worden.
Beperk de toevoer van stikstof door gras onder de bomen te telen. Maai dit gras in de groeitijd.

Een ander middel is, de wortels in de winter te snoeien (wortelsnoei).
Is de boom klein genoeg om uitgegraven te worden, trek er dan een cirkel met een straal van 60 cm omheen.
Graaf langs die cirkel een greppel van één spade breed en twee of drie spaden diep langs de voet van de appelboom op ongeveer 30 cm afstand van de stam. Diep genoeg om de wortels bloot te leggen.
Knip met de snoeischaar alle dikke wortels door en krab de aarde onder de boom weg om de omlaaggroeiende wortels te vinden.
Enkele daarvan moeten misschien ook doorgesneden worden voordat de boom kan worden uitgegraven.
Breng eerst een merkteken aan zodat de boom later weer met dezelfde kant naar voren kan worden geplant.
Snijd, als de boom uitgegraven, is de sterke wortels met een schuine snede door, maar ontzie de haarwortels zo veel mogelijk.
Maak op de bodem van het plantgat een verhoging en herplant de boom met uitgespreide wortels.

Grote bomen
Bij bomen, die te groot zijn om te worden uitgegraven, trekt men slechts een halve cirkel, op een afstand die iets binnen de omtrek van de kroon ligt.
Graaf hier zoals boven aangegeven een greppel langs en snijd alle wortels die u tegenkomt door. Daarna wordt de grond weer teruggeschept en aangedrukt.
De volgende winter wordt de andere helft behandeld.

Wanneer wortelsnoei?
Het beste tijdstip om wortelsnoei te doen is in het voorjaar (15 februari – maart).
Indien nodig kan wortelsnoei ook in oktober of november gebeuren.

greppel van één spade breed
Knip/hak alle dikke wortels door.

meer lezen over wortelsnoei en groeiregulering bij fruitbomen

ringsnede

Een ringsnede in de bast van de boom heeft ook een remmend effect. Een bijkomend voordeel met ringsnede is dat je de suikers in de top van de boom houdt. Deze suikers zorgen voor meer bloesems en fruitvorming. Doormiddel van het ringen (rondom dan spiraalsgewijs) van de barst kun je een, te uitbundige groei van een fruitboom remmen.
Maar als het niet goed gedaan wordt kan de boom sterven.

Snijd ongeveer 15 cm onder de plaats waar de takken beginnen een smalle strook schors van de stam langs de helft van de omtrek, en 8 cm lager nog eens aan de andere kant.
Het strookje mag hoogstens een halve centimeter breed zijn, hoe jonger de boom hoe smaller.
Gebruik een scherp mes en snijd alleen in de bovenste schorslaag.
Schil het strookje af en dek het nu blootliggende deel direct met isolatieband af.

ringsnede

energieverdeling

Een fruitboom loopt in het voorjaar uit op de energiereserves van het vorig jaar. Bij deze voorjaarsgroei wordt de energie gestopt in de groei/bloei van de knop. In september en oktober gaat de energie naar de groei van de takken. In november haalt de boom de helft van de energie uit het blad en slaat dit op. De andere helft van de energie blijft in het blad zitten. De bladeren verkleuren en vallen op de grond.
Door deze bladeren te versnipperen met bijvoorbeeld een grasmaaier geef je de resterende energie terug aan de fruitbomen. Door het versnipperen trek je tegelijkertijd de schurftsporen uit elkaar waardoor deze geen effect meer hebben.


In een appelboom, eigenlijk bij alle bomen, schieten communicatiesignalen van beneden naar boven en omgekeerd. Snoeien we nu takken weg of breekt er een tak af dan gaat er een signaal naar de wortels om meer groeistof te produceren en naar boven toe te voeren om de verstoorde balans te herstellen. Daardoor heeft te rigoureus snoeien of op een verkeerd moment snoeien vaak een tegengesteld effect. Rond de wond krijgen de takken een groeispurt en er worden nieuwe takken (vaak waterloten) gevormd.
Om in deze situatie de groei te remmen en de balans in de fruitboom te herstellen zonder ingrijpen door in takken te snoeien kun je ook wortelsnoei toepassenIn de herfst sterft het blad boven in de boom maar onder de grond sterft dan ongeveer eenzelfde hoeveelheid organisch materiaal aan wortels.
Wanneer in het voorjaar de knoppen uitlopen, lopen ook de wortels weer uit. Ook hier is evenwicht.

De stof chlorofyl is verantwoordelijk voor de groende kleur van het blad. Het stelt de boom in staat om te kunnen leven. Met de afname van de daglengte en vooral de daling van de temperatuur stopt de aanmaak van chlorofyl en maakt de boom een kurklaagje op de grens van tak en blad. Hierdoor komen er geen voedingsstoffen via de sapstroom meer in het blad en treed de bladverkleuring op. Op de plaats van het kurklaagje breekt de bladsteel en valt in de herfst het blad van de boom.